Analytische Therapie

Analytische therapie is een vorm van psychotherapie ontwikkeld door Carl Gustav Jung. Jung was een psychotherapeut in de eerste helft van de 20ste eeuw die aan de basis stond van de moderne psychologie. Thermen als “introvert en extravert”, “complexen”, “persona” en “archetypen” komen van zijn hand. Door jarenlange studie en praktijkervaring leerde Jung dat veel psychische klachten hun oorzaak vinden in je onbewuste. Het onbewuste is waar je (dag)dromen vandaan komen, je fantasieën en soms die enorm onhandige Freudiaanse verspreking. Het is ook de plek waar we alles wat we niet van onszelf willen weten wegstoppen. Dat kunnen slechte eigenschappen zijn, maar vaak ook goede eigenschappen die bronnen van kracht en inspiratie kunnen zijn. Door die onbewuste delen bewust te maken, ontwikkelen we ons tot een meer complete, unieke en harmonieuze versie van onszelf. Deze ontwikkeling noemde Jung het individuatieproces. 

Het grote verschil met veel andere methodes van therapie is dat analytische therapie de verandering in je onbewuste maakt: het wordt niet voor niets ook wel ‘diepte psychologie’ genoemd. Het voordeel is dat je het probleem bij de wortels aanpakt, waardoor de veranderingen die je teweegbrengt blijvend zijn.